Dooreman studeerde Vrije Grafiek aan het Sint-Lucasinstituut in Gent. Als prille twintiger kwamen hij en andere Gentse kunststudenten samen in het café De groene kikker, vlak bij Sint-Lucas Gent. Zijn gezelschap bestond uit schrijver Tom Lanoye, fotograaf Michiel Hendryckx, muzikant Peter Vermeersch en architect Maarten Van Severen.
Dit artikel verscheen in Knack van 11 februari 2015.
Het is de eerste keer dat de Henry Van de Velde Award voor Loopbaan naar een grafisch vormgever gaat. ‘En wie weet ook de laatste keer, sinds ik me bemoeide met de scenografie’, zegt de gelauwerde Gert Dooreman. Hij lacht niet verontschuldigend. Hij weet hoe het moet.
"Het begon allemaal in café De Groene Kikker", zegt Gert Dooreman. In dat intussen verdwenen café vlak bij Sint-Lucas kwam meer dan dertig jaar geleden de Gentse avant-garde samen. ’s Middags aten we een croque-monsieur, ’s avonds maakten we grote plannen aan de toog.’ We, dat waren onder anderen Dooreman, die vrije kunst studeerde, schrijver Tom Lanoye, fotograaf Michiel Hendrycks, muzikant Peter Vermeersch, architect Maarten Van Severen, allemaal prille twintigers. ‘We begonnen muziekgroepjes, we startten een tijdschrift… Heel erg boyish’, herinnert Dooreman zich. "In het begin van de jaren tachtig boomde het culturele leven in Gent. De Vooruit ging open, we organiseerden tentoonstellingen, het kon niet op. De aanwezigheid van Jan Hoet was niet onbelangrijk. Er gebeurde erg veel. Veel was mottig, dat wel. De jaren tachtig waren dramatisch voor de vormgeving, verschrikkelijk. Maar ik denk niet dat wij mottige dingen hebben gedaan."
Gert Dooreman mag dan al bijna veertig jaar in Gent wonen, zijn Kempense directheid bleef overeind. U kent zijn werk, het staat misschien in uw boekenkast. Fictie, non-fictie, kunst en poëzie: Dooreman maakte het merendeel van Tom Lanoyes boekencovers, maar ook die van Vlaamse auteurs zoals zijn levenspartner Gerda Dendooven, Saskia de Coster, Jeroen Olyslaegers, Ludo Abicht en vele anderen. Onder zijn klanten vinden we theatergezelschappen en musea, zoals Het Toneelhuis en NTGent, het Gentse stadsmuseum STAM en het Museum dr. Guislain, het museum voor de geschiedenis van de psychiatrie.
Een selectie van zijn werk staat in de heruitgave van de monografie die in 2009 verscheen. Toch is de nieuwe Dooreman geen simpele herdruk. "Mijn beste werk maakte ik de voorbije vijf jaar", zegt hij, dus werden er meer dan honderd nieuwe pagina’s toegevoegd.
Het blijft hem verbazen dat mensen zijn werk herkennen. "Het is heel verscheiden, ik heb een pallet van 360 graden. Daar ben ik trots op. Mijn grote voorbeeld is de Italiaanse componist Ennio Morricone. Zijn eigen werk is atonaal, maar hij schrijft probleemloos een wals of een cowboydeuntje. De muziek functioneert met de film, maar ook zonder. Zo is het ook met mijn boekcovers. Letters hebben een intrinsieke kracht, ze stralen een sfeer uit die zelfs verandert door met de spaties te spelen. Zoals een componist de sfeer van een muziekstuk kan veranderen door van majeur naar mineur te gaan, zo werkt het ook met letters. Voor de rest is het een intuïtief proces dat moeilijk te vatten is."
Maakt u een onderscheid tussen een boekcover en de bewegwijzering in het nieuwe depot van de Gentse universiteitsbibliotheek?
GERT DOOREMAN: Als ik dat zou doen, zou ik zwalpen. Zelfs over het briefje met mijn dagprogramma dat ik ’s ochtends schrijf, wil ik tevreden zijn. Soms gooi ik het weg, begin ik opnieuw. Het is een ritueel, ik maak er mijn vingers mee los. Als ik dat niet goed zou doen, word ik misschien ook onzorgvuldig in mijn werk.
U studeerde vrije kunsten, maar als grafisch vormgever bent u autodidact. Lag het kunstenaarschap u niet?
DOOREMAN: In Sint-Lucas blonk ik uit in de klas, maar ik stond toen al sceptisch tegenover de snobistische mechanismen van de kunstwereld. Wat wou ik maken? Zelfportretten, misschien? Tot ik voor mijn witte blad zat en bedacht dat niemand zat te wachten op mijn zelfportret.
Ik was blij dat Tom Lanoye me vroeg of ik een cover voor zijn boek Rozegeur en Maneschijn (1983) wilde maken. Dat voelde natuurlijker aan, en ik vind mezelf daarom niet minder kunstenaar. Mijn vormgeving is lyrisch net omdat ik tekenaar ben, ik kan praten met een lijn.
De major arts kijken met dedain naar de minor arts . Neem de kwestie-Tuymans. Voor mij is dat lui plagiaat. Kunstenaars mogen foto’s naschilderen, maar fotografen mogen geen kunstwerk fotograferen? Hoe leg je dat uit? Mensen hebben behoefte aan een hiërarchie, maar dat vind ik nergens voor nodig. Ik ben een overtuigde antisnob. Willy Vandersteen is een van onze grootste kunstenaars. Als tekenaar ben ik beïnvloed door striptekenaars en kunstenaars als Schiele, Klimt en Toulouse-Lautrec. Zij maakten ook weleens een poster of een menukaart. Picasso ontwierp serviezen. Hoe minder kunst te maken heeft met bekwaamheid en techniek, hoe meer men het gaat sacraliseren. Het discours rond een kunstenaar is het halve werk, en dat is jammer. Het maakt kunst wankel.
In de monografie wordt uw talent alvast uitvoerig bezongen door uw vrienden.
GERT DOOREMAN:: Helaas schreven ze ook over mijn slechte karakter. Als je hen moet geloven, ben ik een maniakale twijfelaar, een paranoïde onmens, en bovendien heel traag. Hoe zou ik zo’n carrière hebben kunnen opbouwen als ik traag zou zijn, of voortdurend zou twijfelen? De enige die gelijk heeft, is Lanoye. Hij schrijft dat ik de lat soms zo hoog legde dat ik er niet over raakte. Dat klopt. Maar dat deed ik omdat ik zeker wil zijn van mijn keuze en omdat ik het beste wil maken. Met de jaren ontwikkelde ik meer metier. De lat ligt nog even hoog, maar nu spring ik er met gemak over.
Dus u bent geen onmens?
DOOREMAN: Iedereen heeft een mening over affiches en boekencovers. Ik heb niet het ideale karakter om daarmee om te gaan. Ik heb een temperament, ik ben ongedurig en ongeduldig. Ik draag eerlijkheid in het vaandel, diplomatie vind ik een schijnvertoning. En nadien heb ik geen spijt van wat ik zei, nee. Ik heb geen prijs gekregen omdat ik altijd het idee van anderen uitvoerde, wel omdat ik me altijd heb geroerd.
Dus u bent niet dwangmatig en perfectionistisch?
DOOREMAN: Elke kunstenaar is dwangmatig. Wie zegt dat hij moet creëren om zich goed te voelen, is dwangmatig. Ook met neurotische trekjes of zin voor orde vind ik niets mis.
Vanaf dit weekend worden uw tekeningen tentoongesteld in het Museum dr. Guislain, een museum over de psychiatrie. Toeval?
DOOREMAN: Mijn tekeningen zijn mijn vrije werk, ze zijn zwartgallig, een beetje getourmenteerd, lichtzinnig deprimerend, een beetje bipolair… (lacht) Het zijn geen gruweltekeningen, maar ze tonen een zeker ongemak. Ze hangen in het Guislainmuseum perfect op hun plaats. En ik hou van de no-nonsensemanier waarop men daar met kunst omgaat.
Uw laatste tekeningen dateren van 1997. Waarom tekent u niet meer?
DOOREMAN: Men is niet voor tekeningen. Dat is ooit anders geweest. In de jaren negentig tekende ik voor De Standaard Magazine . Toen uit onderzoek bleek dat slechts 30 procent van de lezers in die tekening geïnteresseerd was, werd de pagina geschrapt. Ik was geschokt, want één op de drie mensen leek mij net erg veel. Toen heb ik mijn potloden opgeborgen. Als ik er nog opnieuw aan zou beginnen, zou ik eerst moeten weten of mijn tekeningen nog zin kunnen hebben.
Doet u het nog graag, boeken vormgeven?
DOOREMAN: In zijn speech op de uitreiking van de Henry Van de Velde Award zei Tom Lanoye: "Gert, je mag stoppen." Een kwinkslag, maar ik zit er wel mee. De opwinding van vroeger is er niet meer, ik heb boeken door. Ik werk zeven dagen per week, tot zestien uur per dag, ik raak stilaan verzadigd. Zal ik het roer omgooien en stoppen met vormgeving? Nee, maar de kans is reëel dat ik eens iets anders ga maken. Misschien wel meubilair. Dat functionele spreekt me aan. Het creatieve is het medium, niet de discipline.